Leven met slechthorendheid
Doof aan één oor
In mijn 2e levensjaar tijdens de 2e wereldoorlog, werd ik na een oorontsteking doof aan mijn rechter oor. Of het door de oorontsteking kwam of de operatie erna, staat niet vast. Desondanks heb ik nadien regulier onderwijs mogen volgen, dankzij de inzet van mijn moeder. Zij leerde mij mimiek lezen met hulp van een spiegel en samenspraak. Ook liet zij mij zo zien hoe ik sommige woorden zonder geluid kon aflezen. Ze leerde mij onder andere de woorden uitspreken zoals dat moest, en corrigeerde mij waar nodig was. Ikzelf had niet het besef dat de eenzijdige doofheid mij in verbale informatie beperkingen zou opleveren. Mijn fantasie om stukken gesproken taal, die voor mij niet verstaanbaar was, aan te vullen met persoonlijke logica, werd op die manier verrijkt. De praktijk wees uit dat het kijken naar monden aangevuld met de mimiek veel informatie verstrekt.Dankzij het begrip voor mijn handicap van mijn moeder en haar goede zorg, heb ik een behoorlijke opleiding kunnen volgen en prachtige momenten kunnen beleven tijdens het lesgeven op de scholen. Ik geef toe dat ik in mijn jonge jaren geteisterd werd door migraine, en dikwijls daardoor vele uren op school niet kon bijwonen. Dagelijks op de tenen lopen tussen de horenden, gelukkig besefte ik dat toen nog niet.
Volledig doof
Door een ongelukje en slordigheid met betrekking tot medisch ingrijpen, werd ik in mijn 23e levensjaar ook doof aan mijn andere oor. Vlak na de geboorte van ons eerste kind. Met hulp van onze bediende (we woonden in Kenya), die dagelijks aanwezig was, leerde ik reageren op het geluid van de baby. En ’s nachts was het mijn wederhelft die samen met mij het kindje de juiste aandacht gaf als hij daarom vroeg. Vanaf het moment dat ik doof werd verliep de communicatie door middel van liplezen, hetgeen ik mezelf aanleerde. Uitgedaagd om zonder hulpmiddelen het meest haalbare te realiseren in de wereld van horenden. Buiten het gezin was er nauwelijks voor deze handicap erkenning of ondersteuning. Voor het werk van mijn man woonden wij in verschillende landen, waardoor de vaardigheden in liplezen in verschillende talen werd opgedaan. Ik voelde me door die ervaringen redelijk zelfstandig en ondernemend, en niet helemaal buitengesloten.Uiteraard heeft de doofheid van een moeder bij horende kinderen zijn invloed gehad, beiden hebben dat op eigen manier weten te verwerken en aanvaarden. Ik dacht wel eens ‘beter een beetje moeder dan helemaal geen moeder’. Mijn doofheid heeft mij sterk gemaakt, vallen en opstaan samen met mijn wederhelft en zonder hulp van buitenaf. Na een ontmoeting met lotgenoten en na 25 jaar doof zijn, sloot ik mij aan bij de Stichting Plotsdoven. Eindelijk was het mogelijk ervaringen uit te wisselen. Een last viel van me af. Pas vanaf dat moment had ik het lef te praten over doof zijn zonder de schaamte die ik daarvoor had. Mijn herinneringen uit die periode krijgen vorm op papier, doormiddel van korte verhalen, waarin de ervaringen luchtigjes worden verwoord.