Onze buren op de hoek van Lindenlaan 2 zijn vertrokken. Jammer. Het waren beste mensen: rustig, gezellig, geen uitspatters, vriendelijk en lekker doorsnee. Ik bracht weleens boodschappen mee voor ze uit de Makro, dat was 'prettig voordelig' zoals zij dat zo zei.
Propere mensjes.
Wie ervoor in de plaats zou komen, was nog maar afwachten. Er werd gemompeld over een stel met twee kinderen, die rondgezworven hadden in Afrika, en nu in Berkel en Rodenrijs gingen wonen, niet te ver van zijn werk in den Haag. Die een baantje had bij het ministerie ofzo. Als het kakkerds zouden zijn, dan wisten we daar in onze buurt snel weg mee. Letterlijk dan.
‘Zij’ bleek een beetje excentriek, een nogal zigeunerachtig gekleed type met donkere lange haren. ‘Hij’ een klein mannetje, dat best norsig kon kijken. Vooral als zijn scooter, waarop hij ‘s morgens naar Den Haag reed, het vertikte. Kwaad was hij dan, en na wat gevloek zag je hem later dan toch nog wegrijden. Soms stikte ik dan bijna van het lachen. Ze hadden een zoontje rond de 9 jaar, een donker jochie dat wel eens voor ‘allochtoon’ werd uitgescholden (wat hem woest maakte) en een meisje, met loshangend blond haar. Een dotje, dromerig, soms wel eens nukkig. Broertje bracht zusje mee naar school, want moeder die doof was, zag er niet in door om hen naar school te brengen tussen al die horende moeders met verhalen waar ze geen bal van verstond.
Op een ochtend verscheen er een auto met oplegger. Vier grote kisten werden ter plekke opengebroken, zodat wij in de buurt alle meubeltjes en troep die die mensen meebrachten konden zien uitladen. Dat was pas lachen zeg. Maskers, en trommels, dierenhuiden en wat al niet meer. Maar behoorlijk meubilair kwam niet in beeld! Ik dacht wel even, gossie als daar maar geen kakkerlakken tussen zitten".
Het ergste van die mensen was dat ze gewoon maar hun kippen door de buurt lieten lopen. Over het fietspad en de weg. Echt levensgevaarlijk. Ik belde er wel eens aan, om te zeggen dat de kippen ontsnapt waren, maar dat leek hen niets te deren. "Kippen komen uitzichzelf wel weer terug". Maar, zei de andere buurvrouw, het kan best dat er een ongeluk gebeurt als die kippen over het fietspad lopen, en de fietser daardoor valt. Ook daar raakten ze niet van onder de indruk.
Maar goed, we konden het desalniettemin al snel goed met elkaar vinden. Wil je weten hoe dat kwam? Zij kenden niemand uit deze buurt, en daardoor kwamen ze nogaleens bij ons aan de deur. Met hun vragen, of om advies, wisten ze ons altijd wel te vinden. Het leuke was dat Zij en Ik elkaar in de gaten konden houden vanuit de keuken. Zo van ‘Oh jee, staat die nu al te koken’, of ‘oh gut, krijgt ze nu al koffievisite’.
Die nieuwe buurvrouw ging een winkeltje houden aan huis. Dat was niet mis, tweedehands kleren voor kinderen. Eigenlijk wel te gek, er was tegen mijn verwachtingen in een grote toeloop, zodat men onze oprit met hun auto’s dikwijls blokkeerden. Echt ergerlijk en tegelijk ook wel leuk. Die charme van allerlei gek uitgedoste vrouwen die daar in dat winkeltje naar binnen gingen. Ik had daar leuk zicht op. Ze ruilden niet alleen kinderkleertjes, maar dronken er thee of koffie, en soms, als er een koopavond werd georganiseerd, werd er ook nog wijn geschonken. Zo kwam het dan ook dat men er graag kwam. Die vrouw, die dove dus, maakte hartstikke leuke kleertjes voor baby’s en peutertjes, en soms verkocht ze ook zo’n exotische jurk van haarzelf. Ik denk dat ze dan geld nodig had ofzo.
Eigenlijk niet voor te stellen, maar die vrouw en ik werden goede vrienden. Haar man kon zelfs echt ontdooien en dan was het lachen. Die man wilde op goed moment schapen houden, en via mijn broer kon hij daarmee aan de slag. Daar had hij eigenlijk geen kaas van gegeten, die ambtenaar. En zo werd mijn broer vaak de pineut. Telkens als zo'n schaap moest lammeren en de boel vastzat bij het arme beest, dan wist ie mijn broer te vinden. Ze gingen doodleuk een paar keer per jaar op vakantie en ook dan ging mijn broer op hun beesten passen.
En toch werden wij heel goede vrienden. Wij oude rotten van Berkel en Rodenrijs, die het voorbeeld waren van dorpsgedrag, en buurtvriendelijkheid. Zij met hun kinderen, waarvan de zoon uit slootjes dronk, in bomen hing, of later met een 'oude eend ' door de buurt scheurde, shalommend om de Lindenbomen heen, en tot stilstand kwam met een klein tikje tegen de garagedeur, hetgeen toch nog een aardige duts opleverde. Het blonde meisje kwam op goed moment met een veulen de straat inlopen. Hoe ze aan het beest kwam weet ik nog steeds niet. Wel wist ik dat hun tuintje te klein was voor het dier. Die nacht kon ik niet slapen, want ook nog een veulen in de straat, dat zou te gek worden.
Maar als ik het goed heb, kocht haar vader een stuk grond, van een sjoemelaar, waar het veulen, en de schapen de vrijheid hadden. Het kind was sindsdien na schooltijd nooit thuis maar altijd op dat weilandje te vinden. Best een mooi meisje, dat vreselijk verwend werd door die dove vrouw, haar moeder. Ze praatten tegen elkaar zonder geluid te maken, daar schrok ik eerst wel van, maar die twee konden razend goed liplezen. Verder waren ze heel normaal hoor.
Die vrouw die af en toe in zak en as zat met haar dove kop, zag in mij een soort van Maria-achtig figuur, waar zij zich prettig bij voelde. Die ik vanuit de losse pols wat advies gaf, of haar met mijn mening een verlicht gevoel gaf. Echt, ik was me dat niet bewust. En weet je, pas nu 35 jaar later, nu ik zestig ben geworden, komt ze mij dat vertellen. Eigenlijk wel een trut. Maar goed, wij zijn op elkaar gesteld geraakt. Niet op de lebische toer hoor, maar wel hecht, echt hecht.
Dus echt.