Hanneke Verkade

8. Indonesië (1985)

Het wonen in de Gordel van de Smaragd, waar de Stille Kracht bijna zichtbaar aanwezig is, en de zwarte magie angstwekkend bedreven wordt, eist volledig mijn aandacht op. Zodra ik de mantel van westerse nuchterheid aan de kapstok hang, waan ik mij onder de vederlichte sluier van het Oosten. Ik voel mij hier thuis, ook al ben ik te gast.

Er doen zich verhalen de ronde dat het oude tandeloze vrouwtje met de priemende ogen, en haar mand vol flessen zelfgemaakt medicijn, de zwarte magie bedrijft. En oh weee... met een enkele aanraking kan ze je betoveren. Ik kan er alleen maar op vooruit gaan, en door nieuwsgierigheid gedreven laat ik haar d‚r gang gaan. Vanachter mijn rug, trekken soepele vingers strepen vanaf de kruin naar mn oren en de hals, alsof ze rivieren op een landkaart volgt, hetgeen mij kippenvel en koude rillingen bezorgt, terwijl mijn billen zich samenknijpen. Precies in het midden van de schouderbladen vindt ze de plek waarnaar ze op zoek was. Ze maakt het nat en cirkelt er met haar nagel omheen. Ook mijn beide oren krijgen een vochtig laagje. Vocht dat ze tussen haar lippen vandaan haalt, met een roestrode kleur, vanwege de sirih-pruim in haar mond. Ze blaast mij een paar maal in het gezicht en verdwijnt na betaling van een fiks bedrag en een grote fles van haar “obat” (geneesmiddel) achterlatend. Versuft zie ik haar wegwiegen, de zware mand op het kleine hoofdje. Net als ze even omkijkt schiet er een flinke pijnscheut door mijn oor. “Adoe, sakit itu” ah, dat doet pijn, roep ik haar geschrokken na. Vals lachend blijft ze even staan, en met de vinger op haar mond zegt ze dat ik er niet over mag praten... Heb ik het spel nu meegespeeld, of was het echt? Ik weet het warempel niet.


En soms, soms vergeten wij dat we te gast zijn. Dan proberen wij goedbedoeld het juk van de westerse beschaving op te leggen. Daarom zijn er af en toe rondleidingen voor de werknemers van het project; zodat de mensen weten waarvoor o.a. die papierbakken zijn langs de weg. Ze lopen over de strak geplaveide weg, langs de sierlijke kaneelbomen, waarvan een enkeling stiekum de blaadjes afrukt zodat de zoete kaneelgeur aan de handen blijft kleven. Even later staan ze voor de openbare wasplaats met toiletten. Er ontstaat verwarring zodra de manager het nut van de toiletten uitlegt. “Niet meer boven de goot, of tegen de muur, maar hier!” Met een breed gebaar gooit hij de WC-deur open. De mannen barsten in lachen uit. Eén van hen klimt er bovenop, en zet zijn voeten links en rechts op de bril. Wiebelend zakt hij door de knieën en gehurkt kijkt hij rond. Hoogtevrees, “saja jatuh”... Dan val ik... Niemand is blij met dit sanitair, en na rijp beraad wordt besloten dat er 2 potten verdwijnen, zodat er een gat in de grond is, met een kraan en tuinslangetje binnen handbereik. En als ze het zwembad gaan bekijken, dat speciaal voor de verwende kinderen van de Nederlanders gebouwd werd, en dat nu langzaamaan vol loopt, schrikt de manager zich een hoedje. Want een groepje mannen, wit van het schuim, staan daar heel ijverig hun wasje in te doen, terwijl sommigen op een afstandje daar vandaan in het ondiepe gedeelte verdacht gehurkt zitten, sigaretje in de mond. Grote schuimkoppen dobberen over de oppervlakte van het zwembad.


Zwemmen bij maanlicht? Dat zit er voor ons vanavond niet in.